We gingen op hardloopsafari en waren we benieuwd welke dieren in België en Nederland voorkomen. Een (nog) niet volledig overzicht.

Wilde dieren in België en Nederland

Edelhert

Mannetjes hebben een schofthoogte tot 125 cm, met hun gewei erbij tot 210 cm. Hinden en kalveren leven samen in een roedel, de mannetjes in een andere. In september en oktober hoor je hun geburl van ver. In mei-juni worden de kalfjes geboren.

Damhert

Kleiner dan een edelhert, met een donkere aalstreep over het onderste deel van de rug. De bronst vindt na die van de edelherten plaats, vanaf de tweede helft van oktober. In de winter voegen verschillende roedels zich soms samen tot een grote groep.

Ree

De kleinste hertensoort in België en Nederland. Zie je vaak aan de overgang tussen bos en veld. Hun paartijd is al in de zomer. Reebokken werpen – net als mannelijke edel- en damherten – hun gewei jaarlijks af. Die kan je dus ook in de natuur terugvinden.

Everzwijn

Zijn nacht- en schemerdieren. Maar overdag kan je goed zien waar ze de grond hebben omgeploegd op zoek naar voedsel. De dieren zelf rusten dan uit in een zelf gegraven kuil in de bossen. Mannetjes leven alleen, vrouwtjes en jongen samen in groepen.

Vos

Heeft een goed gehoor en reuk, maar ziet minder scherp. Is een schemer- en nachtdier. Holen worden meestal alleen door de wijfjesvossen gebruikt om in de koudere maanden in te slapen, of als ze drachtig zijn of jongen hebben (in maart/april).

Das

Met zijn zwart-wit gestreepte kop prachtig om te zien. Woont met zijn familie in een zelf gegraven burcht. Aan het hoofd staat een pater familias. Is voornamelijk ’s nachts actief. Eet alles wat hij tegenkomt: wormen, insecten, eikels, paddenstoelen…

Wasbeer

Te herkennen aan zijn zwarte masker en een geringde staart. Ziet er schattig uit, maar de opportunistische veelvraat rukt sneller op dan goed is; de exoot komt van nature niet in onze streek voor en vormt een bedreiging voor verschillende vogelsoorten en amfibieën.

Bever

Het grootste knaagdier van Europa. Typerend is de brede, afgeplatte staart, waarmee hij bij gevaar op het water slaat. Aan zijn achterpoten heeft hij zwemvliezen. Zijn tanden zijn sterk genoeg om bomen te knagen en groeien altijd door. Houdt geen winterslaap.