Weken aan een stuk duizenden kilometers doortrappen, genietend van het landschap en de endorfine, maar vechtend tegen honger en slaaptekort fysieke en mentale grenzen verleggen. ‘Ultra Distance Cycling’ is zeker niet voor iedereen weggelegd. Kristof Allegaert racete de laatste jaren een mooi palmares bijeen. Far Out vroeg hem naar zijn routines, de impact van z’n passie op z’n leven en welke kwaliteiten en gewoontes een ultraracer in spe moet beschikken.
Tekst: Bert De Vriese / Foto’s: Kristof Allegaert
Ultra-advies van kilometervreter Kristof Allegaert
Kristof verbrak het bestaande tijdsrecord van de Tour de France Randonneur in 2011, won drie keer de Transcontinental Race en haalde in 2015 als eerste de eindmeet van de Red Bull Trans Siberian Extreme. De afstanden van die races schommelen tussen de vierduizend en tienduizend kilometer.
Kristof, Hoe train je voor zoiets?
“Ik fiets tussen de 500 en 600 kilometer per week, maar ik heb nog geen dag in m’n leven moeten trainen. Hoewel ik elke dag op m’n fiets zit, was het nog nooit tegen mijn goesting. In de week rij ik soms een fietstocht van een uurtje om m’n zinnen te verzetten, maar op zaterdag is er al gauw een tocht van 12 à 15 uur mogelijk. Het is ook zo dat ik enkel buiten rijd. Ik zou gemakkelijk een abonnement op Swift kunnen nemen, maar dat is niets voor mij.”
Wat trekt je het meeste aan, aan het buiten rijden?
“Tijdens het fietsen zie je de kleine dingen die het landschap veranderen: in de lente wordt het gras terug groener, blaadjes groeien terug aan de takken van de bomen… Het moment dat ik er geen plezier meer in vind, is het moment dat ik er mee stop. Als ik een tocht heb gemaakt, kan ik achteraf altijd nog reconstrueren waar ik geweest ben. Ik rij ook altijd andere routes, zo geniet ik meer van de het rondkijken.”
Als je zoveel fietst neem ik aan dat je bijna alle routes in je omgeving kent. Hoe hou je je routes interessant?
“De manier waarop ik plan, hangt af van de tocht die ik wil maken. Als ik 300 kilometer of meer fiets maak ik op voorhand een route op mijn gps, omdat ik dan bewust bepaalde hellingen in een bepaalde volgorde wil beklimmen. Door dat te doen, kan ik het parcours ook visualiseren. Maar alle tochten onder de 200 kilometer plan ik niet op voorhand en ik ben al altijd thuisgeraakt. ’s Morgens weet ik wel voor hoelang ik weg zal zijn, maar soms kom ik wat later thuis dan verwacht. (Lacht.)”
Wat is dan meestal de reden voor het oponthoud?
“Dat hangt ervan af. Het kan een mechanisch probleem zijn waar ik tijd mee verlies of tijdsverlies omdat er wegenwerken zijn of er een brug is afgesloten. Ook de wind speelt me dikwijls parten: als je 100 kilometer tegen de wind in rijdt, is het al snel een ander verhaal dan als het windstil is.”
Welke tip kan je meegeven aan lezers die hun eigen route willen maken?
“Leer kaartlezen en dan bedoel ik: begrijp vooral de legende van een kaart. Zo kan je beter inschatten wat voor parcours je zal krijgen. Als er heel veel haardspelbochten op een kaart staan, moet je niet verwachten dat de weg plat zal zijn. Om de tochten te plannen die je voor ogen hebt, moet je aan een blik op de kaart al kunnen zien in wat voor terrein je terecht zal komen.”
Maak je je tochten altijd met een koersfiets of kies je liever voor een gravelbike met extra zakken voor het comfort?
“Ik heb zowel een koersfiets als een gravelbike in de garage staan, maar gebruik m’n gravelbike alleen maar om graveltochten af te leggen wanneer ik nood heb aan variatie. Tijdens m’n tochten op de koersfiets neem ik wel materiaal mee. Ik heb altijd een multitool en twee binnenbanden op zak en neem boterhammen mee. Zo kan ik eten op de fiets en verlies ik geen tijd met op zoek gaan naar een winkel of een bakker als ik honger heb.”
Wat kan je nog meegeven aan de lezers die willen starten met ultraracen?
“Doe het alleen als je graag fietst, want als het van moeten is, hou je het nooit vol. Begin met drie keer per week te gaan fietsen tot je aan een behoorlijk volume komt en ga dan over tot 200 kilometer per dag. Als dat probleemloos lukt, probeer dan ritten van 300 tot 400 kilometer. Als je zonder problemen drie dagen in de week ritten van 400 kilometer aankan, dan ben je goed bezig, maar verlies nooit je veiligheid uit het oog.”
Wat kan er allemaal mislopen?
“Een kleine tik van een auto is genoeg om een zwaar ongeval te hebben. Zorg ervoor dat je elke seconde weet waarmee je bezig bent en luister naar je lichaam. Ga niet zo diep dat je begint te hallucineren of in slaap valt op de fiets. Doe een turbotuk als je voelt dat het nodig is, want aan machogedrag heeft niemand iets. Een kwartiertje je hoofd neerleggen in de inkomhal van een appartementsblok kan al wonderen doen. Ook door regelmatig te eten en te drinken kan je grote problemen vermijden.”
Wat maakt het een leven als ultraracer voor jou zo fantastisch?
“Het leven onder de radar: als je zoveel fietst kom je in situaties en op plaatsen terecht die mensen die na hun nine-to-five-job in de zetel ploffen zich niet kunnen voorstellen en wel uit een film lijken gegrepen. Zo kwam om 5 uur ’s morgens ergens in Frankrijk eens een auto traag naast me rijden, die binnenin volhing met bloed… Maar ook het alleen zijn en de fysieke en de mentale uitdaging doen wat met mij. Honderden kilometers lang niemand tegenkomen en doorfietsen voelt als meditatie, maar als je eten op is of er staat een strakke wind moet je ook op je tanden kunnen bijten en doorzetten. Je weet nooit op voorhand wat er zal gebeuren.”
Lees ook de tips van Bram Vogels voor wie ultra’s wil lopen.